Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2044

Datum uitspraak2007-06-26
Datum gepubliceerd2007-08-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummersrepnr. 2343/2007 zaaknr. 259657
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Belegging niet doelmatig en niet in het belang van de rechthebbende


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Kanton Locatie Maastricht repnr: 2343/2007 zaaknr: 259657 Beschikking van 26 juni 2007 Op het verzoek van: [naam bewindvoerder], wonende te [woonplaats], [adres], verzoeker, handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam rechthebbende], geboren op [geboortedatum], verblijvende te [woonplaats], [adres], rechthebbende. VERLOOP VAN DE PROCEDURE: Verzoeker heeft een verzoekschrift met een bijlage ingediend hetwelk ter griffie van deze rechtbank is ontvangen op 20 juni 2007. Zowel de inhoud van het verzoekschrift als de bijlage geldt als hier ingelast. BEOORDELING: Tot het vermogen van de rechthebbende behoort een onroerend goed dat verhuurd wordt, een lopende rekening met een saldo van ongeveer € 509,53 en een spaarrekening met een saldo van ruim € 42.000,--. De spaarrekening levert per jaar een rentevergoeding op van 2,75% en, onder voorwaarden, een bonusrente van 0,25%. De bewindvoerder, de zoon van de rechthebbende, is van oordeel dat het aanwenden van een aanzienlijk deel van het saldo van de spaarrekening (€ 35.000,--) voor de aanschaf van een tweede onroerend goed meer rendement zal opleveren dan het laten staan van dat saldo tegen het huidige rentepercentage. Hij voert daartoe aan dat de huuropbrengst van het tweede onroerend goed tot betaling van de hypothecaire rente zal strekken en de hypotheekaflossing uit het eigen vermogen voldaan zal worden. Na een periode van 5 of 10 jaar kan er uit het eigen vermogen van de rechthebbende respectievelijk € 30.000,-- of € 60.000,-- worden afgelost op de hypotheek. De hele constructie levert naar het oordeel van de bewindvoerder een vermogensopbouw en belastingaftrekpost voor de rechthebbende op. Verder kan de bewindvoerder, indien de rechthebbende komt te overlijden, de hypotheek op het tweede pand verhogen om zo de successierechten te kunnen betalen. De kantonrechter merkt op dat voor de beoordeling van het onderhavige verzoek gekeken dient te worden naar het belang van de rechthebbende. Landelijk geldt dat, vooraleer gelden van een rechthebbende van 65 jaar of ouder worden belegd of geschonken, een saldo aan liquide middelen van € 20.000,-- ter voorziening van verzorgingskosten dient te worden gereserveerd. Gelet op het voornemen van de bewindvoerder om van de voorhanden zijnde liquide middelen ad € 43.000,-- een bedrag ad € 35.000,-- af te halen, resteert er slechts nog € 8.500,-- aan liquide middelen hetgeen, gelet op het vorenvermelde te weinig is. Met inachtneming van het belang van de rechthebbende is de kantonrechter van oordeel dat dit, gelet op diens leeftijd van 80 jaar en diens verblijf in een verpleeghuis, niet is gebaat bij de aanschaf van een tweede onroerend goed waarvan het de bedoeling is dat het wordt verhuurd aan derden of aan de bewindvoerder. Het voor dat doel aangaan van een hypothecaire schuld is, gelet op het feit dat de rechthebbende nagenoeg schuldenvrij is, evenmin in zijn belang. Wat de vermogensopbouw betreft, merkt de kantonrechter op dat de bewindvoerder deze onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt nu hij bij de aanschaf van een tweede onroerend goed geen rekening heeft gehouden met mogelijke onderhoudskosten, eigenaarlasten en de plichten van de rechthebbende als verhuurder. Het feit dat de bewindvoerder bij overlijden van de rechthebbende middels huurverhoging de successierechten kan voldoen strekt niet tot het belang van de rechthebbende doch enkel tot het belang van de bewindvoerder hetgeen niet relevant is. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat het uitgangspunt dat het vermogen van een rechthebbende zo doelmatig en zo risicoloos mogelijk dient te worden beheerd/belegd in het onderhavige geval al kan geschieden door het uitzetten van de liquide middelen op een spaarrekening met een hoger rentepercentage dan het huidige. Met inachtneming van het vorenoverwogene wijst de kantonrechter het verzoek af. BESLISSING: De kantonrechter Wijst het verzoek af. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2007 door mr. R.P.G. Houterman, kantonrechter, in tegenwoordigheid van Y.A.M. Tilmans, griffier.